Motiverende gespreksvoering:
Inleiding
Motiveren
wordt in het competentieprofiel van de maatschappelijk werker tweemaal genoemd:
·
De maatschappelijk werker onderhandelt
met de cliënt om te komen tot motivationele congruentie als basis voor
samenwerking aan gezamenlijke onderschreven doelen.
·
De maatschappelijk werker motiveert,
activeert en steunt de cliënt en waar mogelijk betrokkenen in diens omgeving om
eigen krachten te (her)ontdekken en voor het overeengekomen doel in te zetten.
(NVMW,
2006)
De
kern van deze benadering bij uiteenlopende doelgroepen is, dat mensen inzien
dat zij een probleem hebben en gemotiveerd raken om dit aan te pakken.
Motivatie verwijst naar een innerlijke gesteldheid die een persoon aanzet tot
het verrichten of nalaten van bepaalde gedragingen. Motivatie is geen
vaststaande eigenschap van personen. Miller (1983) beschouwt motivatie als een
staat van gereedheid voor verandering.
(NJI,
2011)
Hieronder
volgen een aantal handvaten en oefeningen met betrekking op motiverende
gespreksvoering. Wij raden aan om hiernaast het boek ‘Motiverende
gespreksvoering’ van William R. Miller & Stephen Rollnick aan te schaffen o
meer diepgang in de gesprekken te creëren.
Motiverende gespreksvoering
Soort
Methode:
Individuele
methode
Naam
Methode:
Gedragsmethode
Naam
techniek/oefening/hulpmiddel:
Motiverende
gespreksvoering
Doel:
Motiverende
gespreksvoering is een klantgerichte, directieve manier van begeleiding die als
doel heeft mensen zelf hun eigen ambivalentie, de interne tegenstrijdigheid, te
laten onderzoeken. Dit om hen verder te helpen in het proces van
gedragsverandering.
Gebruiken
bij:
Van
oorsprong is motiverende gespreksvoering ontwikkeld voor het gebruik bij
individuele cliënten.
Werkwijze:
Het
gaat erom dat de hulpverlener en cliënt samenwerken, waarbij ieder zijn eigen
inbreng heeft. Motiverende gespreksvoering is gebaseerd op de principes; empathie uitdrukken, ontwikkelen
van discrepantie, vermijden van discussie, omgaan met weerstand en
self-efficacy ondersteunen.
Achterliggende
documentatie:
Gerard M, Schippers & Jonge, J. de (2002) Motiverende gespreksvoering. Houten: Bohn Stafleu van
Loghum. Maandblad Geestelijke volksgezondheid, jaargang 3 (nummer 57), blz. 250-265.
Samenvatting
werkwijze en technieken uit motiverende gespreksvoering
Motiverende gespreksvoering is een gespreksstijl om
mensen voor te bereiden op gedragsverandering.
Miller en Rollnick (2002) menen dat motiverende gespreksvoering gebaseerd is op
de volgende principes: empathie uitdrukken, ontwikkelen van discrepantie,
vermijden van discussie, omgaan met weerstand en self-efficacy ondersteunen.
Essentieel
voor motiverende gespreksvoering is een empathische stijl. Vanuit een
accepterende houding helpt de maatschappelijk werker de cliënt om zijn
ambivalentie te overwinnen en te veranderen.
Voor
gedragsverandering bij de cliënt is het nodig dat er discrepantie ontstaat
tussen het huidige gedrag van de cliënt en de belangrijke doelen die de cliënt
heeft. Discrepantie houdt een (onderlinge) afwijking in. De cliënt gaat op zoek
wat het voor hem belangrijk maakt om te veranderen. Om deze reden is het de
cliënt die argumenten om te veranderen benoemt en niet de hulpverlener. Het
werkt averechts als een hulpverlener in discussie gaat met een cliënt of hem
probeert te overtuigen. Kenmerk van de relatie tussen hulpverlener en cliënt is
samenwerking en partnerschap. De hulpverlener moet weerstand van een cliënt
zien als signaal om van strategie te veranderen.
De
hulpverlener is verder in staat om self-efficacy te ondersteunen. Self-efficacy
is de
overtuiging
van een cliënt dat hij beschikt over capaciteiten die hij nodig heeft voor een
gedragsverandering.
Wanneer een hulpverlener laat merken dat hij vertrouwen heeft in de cliënt en
zijn capaciteiten, werkt dat als een selffulfilling prophecy: ook de cliënt
raakt overtuigd van zijn capaciteiten. Die overtuiging is een belangrijke
voorwaarde voor gedragsverandering
Omdat
jongeren meer moeite ervaren dan volwassenen om realistische doelstellingen te
formuleren, heeft de hulpverlener hier een ondersteunende rol.
Er
zijn zes stadia beschreven welke mensen doorlopen, voordat zij bereid zijn om
hun gedrag aan te passen.
De
zes stadia zijn:
1. Voorbeschouwing (precontemplatie): de
cliënt heeft (nog) geen intentie om te veranderen. De potentiële cliënt is zich
niet bewust van een probleem of ontkent dat hij een probleem heeft. In de
meeste gevallen ervaart de omgeving van de cliënt het probleem wel. Pogingen van
een hulpverlener om een cliënt zich bewust te laten worden van het probleem en
een verandering in gang te zetten, stuiten op weerstand.
2. Overpeinzing (contemplatie): de
cliënt is zich bewust van het probleem en maakt de overweging wat het kan
opleveren als hij zijn gedrag verandert. Aanwezig is de motivatie om iets te
gaan doen, maar hij onderneemt nog geen actie.
3. Besluitvorming (voorbereiding): de
cliënt neemt pas een besluit op het moment dat hij zich bewust is van het
probleem, dit ook als een probleem erkent en voldoende vertrouwen heeft in zijn
mogelijkheden om te veranderen. In dit stadium maakt de cliënt een plan waarmee
hij zijn gedrag kan veranderen.
4. Actie: de cliënt onderneemt actie om
zijn gedrag te veranderen. Behandeling gericht op verandering, vindt in dit
stadium plaats.
5. Onderhoud (consolidatie): in
dit stadium probeert de cliënt om het nieuwe gedrag in zijn dagelijks leven te
integreren. Alleen op die manier is hij in staat om de bereikte verandering
vast te houden en niet terug te vallen.
6. Terugval: in veel gevallen is de cliënt
niet in staat om het bereikte resultaat volledig te laten integreren en krijgt
hij een terugval. De cliënt hoeft niet elke keer dat hij terugvalt, helemaal
opnieuw te beginnen met de stadia. Van zijn eerdere pogingen tot
gedragsverandering leert de cliënt en maakt hier gebruik van bij een hernieuwde
poging. (Prochaska, DiClemente & Norcross, 1992)
(NJI,
2011)
De te
gebruiken vaardigheden binnen de motverende gespreksvoering
Non-directief
1.
Open vragen stellen
In het hulpverleningsgesprek zal de
cliënt, voornamelijk in de beginfase van een hulpverleningstraject, het meest
aan het woord zijn. Door open vragen te stellen aan de cliënt, zal deze worden
gestimuleerd om zijn eigen situatie te exploreren.
Door gesloten vragen te stellen, wordt
het gesprek juist afgeremd. De bedoeling van een open vraag stellen, is het
inluiden van een thema, waarna dit thema verder wordt uitgewerkt door het
reflectief luisteren naar de cliënt.
2. Reflectief
luisteren
Reflectief luisteren houdt in, dat je ingaat op wat de cliënt verteld. Door het herhalen en in eigen woorden vertellen van het cliëntverhaal, kunnen misverstanden voorkomen worden. Op deze manier toon je tevens empathie, geef je de cliënt bevestiging in zijn/haar gevoelens en gedachtes. Door reflectief te luisteren, kan de hulpverlener tot hypotheses komen. Hierbij neemt de hulpverlener een meedenkende, meevoelende en onderzoekende houding aan. De hulpverlener vermijdt waarschuwen, instemmen, oordelen en etiketteren, om zo weerstand te voorkomen. Mocht er wel weerstand zijn, kan de hulpverlener deze benoemen. Het doel van reflectief luisteren is de cliënt tot persoonlijk onderzoek aanzetten.
Het is belangrijk om aan de volgende punten te denken als het gaat om reflectief luisteren;
Reflectief luisteren houdt in, dat je ingaat op wat de cliënt verteld. Door het herhalen en in eigen woorden vertellen van het cliëntverhaal, kunnen misverstanden voorkomen worden. Op deze manier toon je tevens empathie, geef je de cliënt bevestiging in zijn/haar gevoelens en gedachtes. Door reflectief te luisteren, kan de hulpverlener tot hypotheses komen. Hierbij neemt de hulpverlener een meedenkende, meevoelende en onderzoekende houding aan. De hulpverlener vermijdt waarschuwen, instemmen, oordelen en etiketteren, om zo weerstand te voorkomen. Mocht er wel weerstand zijn, kan de hulpverlener deze benoemen. Het doel van reflectief luisteren is de cliënt tot persoonlijk onderzoek aanzetten.
Het is belangrijk om aan de volgende punten te denken als het gaat om reflectief luisteren;
· Wees
je ervan bewust dat wat cliënten zeggen, niet altijd hetgeen is wat je als
hulpverlener denkt wat cliënten zeggen of bedoelen. Een uitspraak van een
cliënt kan meerdere betekenissen hebben.
· Als hulpverlener zal je niet de laatste zin van de
cliënt moeten herhalen, maar speculeren wat de volgende zin zou kunnen zijn.
Hierdoor zet de cliënt het verhaal door.
3. Bevestigen
Door de cliënt bevestiging te geven, krijgt de cliënt het gevoel dat zijn investeringen en sterke kanten worden opgemerkt. Ook complimenten geven valt hieronder.
Door de cliënt bevestiging te geven, krijgt de cliënt het gevoel dat zijn investeringen en sterke kanten worden opgemerkt. Ook complimenten geven valt hieronder.
4.
Verandertaal uitlokken
Hulpverleners proberen uitspraken uit hun cliënten te lokken, waaruit blijkt hoe gemotiveerd zij zijn om te veranderen en/of waaruit blijkt hoe zij hier tegenaan kijken. Het is de bedoeling dat de cliënt zelf verandertaal aanreikt en formuleert. Een voorbeeld hiervan is;
Hulpverleners proberen uitspraken uit hun cliënten te lokken, waaruit blijkt hoe gemotiveerd zij zijn om te veranderen en/of waaruit blijkt hoe zij hier tegenaan kijken. Het is de bedoeling dat de cliënt zelf verandertaal aanreikt en formuleert. Een voorbeeld hiervan is;
Het
probleem lijkt al met al toch wel wat groter te zijn dan ik eerst dacht.”
5. Samenvatten
Het is van belang om als hulpverlener samen te vatten wat de cliënt heeft verteld. Zo houdt je structuur en orde in het gesprek en kan het verhaal worden bevestigd. Regelmatig samenvatten is van belang om verandertaal bij de cliënt uit te lokken.
Het is van belang om als hulpverlener samen te vatten wat de cliënt heeft verteld. Zo houdt je structuur en orde in het gesprek en kan het verhaal worden bevestigd. Regelmatig samenvatten is van belang om verandertaal bij de cliënt uit te lokken.
Er wordt
onderscheid gemaakt tussen drie vormen van samenvattingen
·
De verzamelende samenvatting. Na het
samenvatten wat er door de cliënt is gezegd, kan je als hulpverlener afsluiten
met bijvoorbeeld ‘en verder?’ of ‘is er nog iets?’. Dit stimuleert de cliënt om
verder te vertellen.
·
Koppelende samenvattingen. Dit
zijn samenvattingen die gebruikt worden om te verbinden met iets wat de cliënt
al eerder heeft verteld. Probeer het woord ‘maar’ te vermijden, gebruik hier
het woord ‘en’ om tegenstrijdigheden met elkaar te verbinden.
·
De overgankelijke samenvatting. Dit
is een samenvatting die een markering aangeeft en de blikrichting verandert.
Directief
6. Provocatie
Provocerende vragen kunnen een paradoxaal karakter hebben, de hulpverlener speelt als het ware 'advocaat van de duivel'. Een voorbeeld van een provocerende vraag is: ‘Ik vraag me af of je zelf gelooft dat je echt kunt veranderen.’ Ook kan de hulpverlener eventuele weerstand gebruiken, door erin mee te gaan.
Provocerende vragen kunnen een paradoxaal karakter hebben, de hulpverlener speelt als het ware 'advocaat van de duivel'. Een voorbeeld van een provocerende vraag is: ‘Ik vraag me af of je zelf gelooft dat je echt kunt veranderen.’ Ook kan de hulpverlener eventuele weerstand gebruiken, door erin mee te gaan.
Het gas terugnemen op het
moment dat de cliënt stappen maakt in de gewenste richting, is een techniek die
de hulpverlener standaard kan toepassen. Door als hulpverlener achterover te
leunen, bevestiging te vragen of bezorgdheid te uitten, prikkel je de cliënt om
zijn motieven en voornemens nog eens te herhalen en te bevestigingen.
Provoceren kan een sterk hulpmiddel zijn bij het veranderen van het perspectief van de cliënt, maar is ook een zeker risico. De cliënt kan de hulpverlener namelijk letterlijk nemen. Voor deze techniek is ervaring dus vereist.
7.
Selectieve bekrachtiging
De hulpverlener bekrachtigt selectief de uitspraken van de cliënt die motiverend zijn voor de verandering. Hierdoor negeert de hulpverlener sommige uitspraken bewust. Vooral de uitspraken die gericht zijn de probleemherkenning door de cliënt, de bezorgdheid hierover, het eigen vertrouwen en de bereidheid om te veranderen worden bekrachtigd.
De hulpverlener bekrachtigt selectief de uitspraken van de cliënt die motiverend zijn voor de verandering. Hierdoor negeert de hulpverlener sommige uitspraken bewust. Vooral de uitspraken die gericht zijn de probleemherkenning door de cliënt, de bezorgdheid hierover, het eigen vertrouwen en de bereidheid om te veranderen worden bekrachtigd.
8.
Omgaan met weerstand
In het hulpverleningstraject is er weerstand vanuit de cliënt mogelijk. Als hulpverlener zal je dan mee moeten gaan met de cliënt, om deze weerstand te overwinnen. Het is dus niet de bedoeling om recht tegenover elkaar te staan, zo wordt de weerstand van de cliënt juist groter.
In het hulpverleningstraject is er weerstand vanuit de cliënt mogelijk. Als hulpverlener zal je dan mee moeten gaan met de cliënt, om deze weerstand te overwinnen. Het is dus niet de bedoeling om recht tegenover elkaar te staan, zo wordt de weerstand van de cliënt juist groter.
9.
Agenda bepalen en toestemming vragen
In een hulpverleningsgesprek is het van belang om de cliënt zelf te laten bepalen wat zij willen bespreken en welk doel de sessie heeft. Hierdoor wordt de actieve bereidheid van de cliënt vergroot.
In een hulpverleningsgesprek is het van belang om de cliënt zelf te laten bepalen wat zij willen bespreken en welk doel de sessie heeft. Hierdoor wordt de actieve bereidheid van de cliënt vergroot.
(NJI,
2011)
(Schippers
& de jonge, 2002)
(Mens
en Samenleving, 2010)
Handvatten:
Evocatieve
vragen
Open vragen kunnen worden gebruikt om vertrouwenstaal op te roepen:
Open vragen kunnen worden gebruikt om vertrouwenstaal op te roepen:
‘Hoe
zou je deze verandering kunnen aanpakken?’
‘Wat
zou een goede eerste stap kunnen zijn?’
‘Welke
hindernissen voorzie je, en hoe zou je daarmee kunnen omgaan?’
‘Waar
haal je het vertrouwen vandaan dat je dit kunt?’
Terugkijken
op vroegere successen is een belangrijk middel om te werken
aan vertrouwen;
‘Op
welk moment in je leven heb je besloten om iets te gaan doen en deed je het
ook? Iets nieuws wat je geleerd heb, of een gewoonte die je heb veranderd, of
nog een ander belangrijke ommekeer die je in je leven heb gemaakt. Wanneer heb
je zoiets gedaan?’
Waar
je als hulpverlener naar zoekt zijn veranderingen die de cliënt op eigen
initiatief heeft bereikt. In het bijzonder die waarover de cliënt tevreden
lijkt te zijn. Zoek naar diverse voorbeelden en verwerk die vervolgens met enige
diepgang. Je zoekt in het bijzonder naar persoonlijke vaardigheden of sterkte
kanten en deze kun je vervolgens generaliseren en toepassen naar de huidige
situatie van de cliënt.
Sterke
kanten en hulpmiddelen;
Hierbij
wordt gezocht naar de persoonskenmerken vanuit het perspectief van attributie
stabiele, innerlijke karakter trekken van de cliënt.
‘Welke
sterke kanten heb je die je zouden kunnen helpen om deze verandering te laten
lukken?’
Hierbij
kan er een lijst worden aangereikt aan de cliënt met daarop positieve
attributen die hen kunnen helpen om verandering te bewerkstelligen.
Informatie
en advies geven;
Het
is gepast om informatie en advies te verstrekken aan de cliënt, voor zover die
nuttig zijn om het vertrouwen te verstevigen. Het gebaar bestaat dat je partij
kies: je pleit voor een verandering die een oplossing betekend en de cliënt
legt uit waarom die vlieger niet opgaat.
Herkaderen;
Herkaderen;
De algemene methode is dat je mislukking in een kader zet dat
verdere pogingen tot verandering
niet blokkeert, maar juist bevordert. Herkaderen is het veranderen van de
context of betekenis van een situatie, waardoor de gebeurtenis of uitspraak in
een ander kader komt te staan. Er wordt een andere betekenis aan het gedrag
gegeven, door het in een andere context te plaatsen of om op zoek te gaan naar
het positieve van het gedrag.
Hypothetische verandering
Als de cliënt worstelt met praktische punten, kan het handig zijn
om hypothetisch te denken. Bijvoorbeeld;
‘Stel dat het je was gelukt en je kijkt er nu op terug, wat heeft
dan naar jou indruk het meest opgeleverd? Hoe is dat gegaan?’
‘Stel dat dit ene groter struikelblok er niet was. Als het zou
worden opgeruimd hoe zou je deze verandering dan aanpakken?’
‘Je voelt je hierdoor duidelijk erg teleurgesteld. Gebruik je fantasie
eens; als je het nog eens zou moeten proberen, op welke manier zou je dat dan
het best kunnen doen?’
(Miller
& Rollnich, 2010)
Oefeningen:
Vertrouwensliniaal
Vertrouwensliniaal
Hoeveel
vertrouwen heb je dat je ………? Waar zou je jezelf een plaats op een schaal van 0
tot 10, waarbij 0 ‘helemaal geen vertrouwen’ betekent en 10 ‘het volste
vertrouwen’?
---------------------------------------------------------------------------------------------------
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Waarom
zit je op … en niet op 0?
Wat zou het van je vergen om van … naar … (een hoger nummer) te gaan?
Wat zou het van je vergen om van … naar … (een hoger nummer) te gaan?
Zorg
ervoor dat je altijd vraagt waarom de cliënt niet op 0 zit, in plaats van
waarom nog niet op 10. Met de vertrouwensliniaal lok je verandertaal uit bij de
cliënt.
(Miller
& Rollnich, 2010)
Belangenliniaal
Hoe
belangrijk is het volgens je om ………? Waar
zou je jezelf een plaats geven op een schaal van 0 tot en met 10, waarbij 0
betekent ‘volkomen onbelangrijk’ en 10 ‘buitengewoon belangrijk’?
---------------------------------------------------------------------------------------------------
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
En stel dat je zou besluiten om ……… te doen, hoe veel vertrouwen
heb je er dan in dat het je zou kunnen lukken? Waar zou je jezelf dan plaatsen
op dezelfde schaal?
Zorg
ervoor dat je altijd vraagt waarom de cliënt niet op 0 zit, in plaats van
waarom nog niet op 10. Net als de vertrouwensliniaal,
lok je met de belangenliniaal verandertaal uit bij de cliënt.
(Miller
& Rollnich, 2010)
Werkblad voor veranderplan
Een
schriftelijk veranderplan is een samenvatting van wat de cliënt van plan is te
gaan doen.
Centrale
open vragen komen hierbij van pas:
‘Wat
ben je nu precies van plan?’
‘Wat
is volgens jou de eerste stap?’
‘Hoe
wil je het gaan doen?’
Vragen
in het veranderplan:
De
belangrijkste redenen waarom ik deze verandering wil doorvoeren zijn:
De
voornaamste doelen die ik met deze verandering beoog zijn:
Om
mijn doelen te bereiken neem ik me het volgende voor:
Specifieke
actie Wanneer?
Andere
mensen kunnen me op de volgende manieren bij deze verandering helpen:
Wie? Eventuele
hulp
Dit
zijn de hindernissen die ik mogelijk tegenkom, en zo kan ik ermee omgaan:
Eventuele
hindernis bij de verandering Reactie
Aan
deze resultaten kan ik zien dat mijn plan gelukt is:
(Miller
& Rollnich, 2010)
Open vragen om verandertaal op te roepen
1.
Nadelen van status quo
Wat vind je vervelend aan de huidige
situatie?
Welke moeilijkheden of toestanden heb
je gehad in verband met je drugsgebruik?
Welke dingen in je drankgebruik zou
je, of zouden anderen, kunnen zien als reden tot zorg?
Op welke manieren houd dit je bezig?
Hoe heeft dit je ervan weerhouden om
in je leven te doen wat je wilde?
Wat zal er volgens jou gebeuren als je
nergens iets aan verandert?
2.
Voordelen van verandering
Hoe zou je het graag anders willen
zien?
Wat zouden de goede kanten zijn al je
ging afvallen?
Hoe zou je graag willen dat je leven
er over vijf jaar uitzag?
Als je deze verandering onmiddellijk
tot stand kon brengen, met een toverstok, hoe zou het dan beter voor je zijn?
Het feit dat je hier bent geeft al
aan, dat je tenminste voor een deel vindt dat het tijd is om iets te gaan doen.
Wat zijn voor jou de belangrijkste redenen om aan een verandering te werken?
Wat zouden de voordelen zijn als je
deze verandering aanbracht?
3.
Optimisme over verandering
Waardoor denk je dat je in staat zou
zijn om te veranderen, als je de beslissing nam om het te doen?
Waar haal je de moed vandaan om te
kunnen veranderen als je dat wil?
Wat zou volgens jou in je voordeel
kunnen werken als u zou besluiten om te veranderen?
Op welk moment in je leven heb je nog
meer zo’n belangrijke ommezwaai gemaakt? Hoe heb je dat gedaan?
Hoe veel vertrouwen heb je dat je deze
verandering kunt uitvoeren?
Welke persoonlijke krachten heb je die
je helpen om te slagen?
Wie zou je steun kunnen bieden bij het
tot stand brengen van deze verandering?
4.
Bedoeling om te veranderen
Wat vind je op dit moment van uw
gokgedrag?
Ik zie dat je nu klem zit voor je
gevoel. Wat moet er gaan veranderen?
Wat denk je da je zou kunnen doen?
Hoe belangrijk is dit voor je? Hoe
groot is je wil om dit te doen?
Wat zou je willen proberen?
Welke van de mogelijkheden die ik
noemde zou volgens je het meest bij je passen?
Laat het hoe voorlopig maar even zitten.
Wat zou je willen laten gebeuren?
Wat is je bedoeling om te gaan doen?
(Miller & Rollnich, 2010)
Literatuurlijst
Jagt,
N. (2006). Het beroepsprofiel van de maatschappelijk werker. Utrecht: drukkerij
Anraad.
Miller, R, W, Rollnick, S. (2011) Motiverende gespreksvoering: een methode om mensen voor te bereiden
op verandering. Gorinchem:
Ekkesia
Miller, W.R. & Rollnick, S. (2002). Motivational interviewing: preparing
people to change. New York/London: The Guilford Press
Gerard M, Schippers & Jonge, J. de (2002) Motiverende gespreksvoering. Houten: Bohn Stafleu van
Loghum. Maandblad Geestelijke volksgezondheid, jaargang 3 (nummer 57), blz. 250-265.
Nederlands Jeugd instituut: Cora Bartelink (2011) Verkregen op 21
mei 2012 via http://www.nji.nl/nji/dossierDownloads/Watwerkt_Motiverendegespreksvoering.pdf
Mens en Samenleving
(2010) Verkregen op 21 mei 2012 via http://mens-en-samenleving.infonu.nl/psychologie/44983-motiverende-gespreksvoering-motiverende-gesprekstechnieken.html
Geen opmerkingen:
Een reactie posten