donderdag 14 juni 2012

Motiverende gespreksvoering

Ben je geïnteresseerd in verschillende gespreksstijlen? Heb je dan al eerder gehoord van motiverende gespreksvoering? Wij Sanne, Suzanne & Marjolein, drie studenten aan de Hogeschool Rotterdam geven jullie graag een kijkje in het door ons geschreven beroepsproduct van ons afstudeerproject: 'Motiverende gespreksvoering'.

Motiverende gespreksvoering:

 Inleiding

Motiveren wordt in het competentieprofiel van de maatschappelijk werker tweemaal genoemd:
·         De maatschappelijk werker onderhandelt met de cliënt om te komen tot motivationele congruentie als basis voor samenwerking aan gezamenlijke onderschreven doelen.
·         De maatschappelijk werker motiveert, activeert en steunt de cliënt en waar mogelijk betrokkenen in diens omgeving om eigen krachten te (her)ontdekken en voor het overeengekomen doel in te zetten.
(NVMW, 2006)

De kern van deze benadering bij uiteenlopende doelgroepen is, dat mensen inzien dat zij een probleem hebben en gemotiveerd raken om dit aan te pakken. Motivatie verwijst naar een innerlijke gesteldheid die een persoon aanzet tot het verrichten of nalaten van bepaalde gedragingen. Motivatie is geen vaststaande eigenschap van personen. Miller (1983) beschouwt motivatie als een staat van gereedheid voor verandering.
(NJI, 2011)

Hieronder volgen een aantal handvaten en oefeningen met betrekking op motiverende gespreksvoering. Wij raden aan om hiernaast het boek ‘Motiverende gespreksvoering’ van William R. Miller & Stephen Rollnick aan te schaffen o meer diepgang in de gesprekken te creëren.


Motiverende gespreksvoering

Soort Methode:
Individuele methode

Naam Methode:
Gedragsmethode

Naam techniek/oefening/hulpmiddel:
Motiverende gespreksvoering
  
Doel:
Motiverende gespreksvoering is een klantgerichte, directieve manier van begeleiding die als doel heeft mensen zelf hun eigen ambivalentie, de interne tegenstrijdigheid, te laten onderzoeken. Dit om hen verder te helpen in het proces van gedragsverandering.

 Gebruiken bij:
Van oorsprong is motiverende gespreksvoering ontwikkeld voor het gebruik bij individuele cliënten.

Werkwijze:
Het gaat erom dat de hulpverlener en cliënt samenwerken, waarbij ieder zijn eigen inbreng heeft. Motiverende gespreksvoering is gebaseerd op de  principes; empathie uitdrukken, ontwikkelen van discrepantie, vermijden van discussie, omgaan met weerstand en self-efficacy ondersteunen.
  
Achterliggende documentatie:
Gerard M, Schippers & Jonge, J. de (2002) Motiverende gespreksvoering. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Maandblad Geestelijke volksgezondheid, jaargang 3 (nummer 57), blz. 250-265.


Samenvatting werkwijze en technieken uit motiverende gespreksvoering

Motiverende gespreksvoering is een gespreksstijl om mensen voor te bereiden op gedragsverandering. Miller en Rollnick (2002) menen dat motiverende gespreksvoering gebaseerd is op de volgende principes: empathie uitdrukken, ontwikkelen van discrepantie, vermijden van discussie, omgaan met weerstand en self-efficacy ondersteunen.

Essentieel voor motiverende gespreksvoering is een empathische stijl. Vanuit een accepterende houding helpt de maatschappelijk werker de cliënt om zijn ambivalentie te overwinnen en te veranderen.

Voor gedragsverandering bij de cliënt is het nodig dat er discrepantie ontstaat tussen het huidige gedrag van de cliënt en de belangrijke doelen die de cliënt heeft. Discrepantie houdt een (onderlinge) afwijking in. De cliënt gaat op zoek wat het voor hem belangrijk maakt om te veranderen. Om deze reden is het de cliënt die argumenten om te veranderen benoemt en niet de hulpverlener. Het werkt averechts als een hulpverlener in discussie gaat met een cliënt of hem probeert te overtuigen. Kenmerk van de relatie tussen hulpverlener en cliënt is samenwerking en partnerschap. De hulpverlener moet weerstand van een cliënt zien als signaal om van strategie te veranderen.

De hulpverlener is verder in staat om self-efficacy te ondersteunen. Self-efficacy is de
overtuiging van een cliënt dat hij beschikt over capaciteiten die hij nodig heeft voor een
gedragsverandering. Wanneer een hulpverlener laat merken dat hij vertrouwen heeft in de cliënt en zijn capaciteiten, werkt dat als een selffulfilling prophecy: ook de cliënt raakt overtuigd van zijn capaciteiten. Die overtuiging is een belangrijke voorwaarde voor gedragsverandering

Omdat jongeren meer moeite ervaren dan volwassenen om realistische doelstellingen te formuleren, heeft de hulpverlener hier een ondersteunende rol.

Er zijn zes stadia beschreven welke mensen doorlopen, voordat zij bereid zijn om hun gedrag aan te passen.

De zes stadia zijn:
1. Voorbeschouwing (precontemplatie): de cliënt heeft (nog) geen intentie om te veranderen. De potentiële cliënt is zich niet bewust van een probleem of ontkent dat hij een probleem heeft. In de meeste gevallen ervaart de omgeving van de cliënt het probleem wel. Pogingen van een hulpverlener om een cliënt zich bewust te laten worden van het probleem en een verandering in gang te zetten, stuiten op weerstand.

2. Overpeinzing (contemplatie): de cliënt is zich bewust van het probleem en maakt de overweging wat het kan opleveren als hij zijn gedrag verandert. Aanwezig is de motivatie om iets te gaan doen, maar hij onderneemt nog geen actie.

3. Besluitvorming (voorbereiding): de cliënt neemt pas een besluit op het moment dat hij zich bewust is van het probleem, dit ook als een probleem erkent en voldoende vertrouwen heeft in zijn mogelijkheden om te veranderen. In dit stadium maakt de cliënt een plan waarmee hij zijn gedrag kan veranderen.

4. Actie: de cliënt onderneemt actie om zijn gedrag te veranderen. Behandeling gericht op verandering, vindt in dit stadium plaats.
5. Onderhoud (consolidatie): in dit stadium probeert de cliënt om het nieuwe gedrag in zijn dagelijks leven te integreren. Alleen op die manier is hij in staat om de bereikte verandering vast te houden en niet terug te vallen.

6. Terugval: in veel gevallen is de cliënt niet in staat om het bereikte resultaat volledig te laten integreren en krijgt hij een terugval. De cliënt hoeft niet elke keer dat hij terugvalt, helemaal opnieuw te beginnen met de stadia. Van zijn eerdere pogingen tot gedragsverandering leert de cliënt en maakt hier gebruik van bij een hernieuwde poging. (Prochaska, DiClemente & Norcross, 1992)
(NJI, 2011)

De te gebruiken vaardigheden binnen de motverende gespreksvoering
Non-directief
1.    Open vragen stellen
In het hulpverleningsgesprek zal de cliënt, voornamelijk in de beginfase van een hulpverleningstraject, het meest aan het woord zijn. Door open vragen te stellen aan de cliënt, zal deze worden gestimuleerd om zijn eigen situatie te exploreren.
Door gesloten vragen te stellen, wordt het gesprek juist afgeremd. De bedoeling van een open vraag stellen, is het inluiden van een thema, waarna dit thema verder wordt uitgewerkt door het reflectief luisteren naar de cliënt.

2.    Reflectief luisteren
Reflectief luisteren houdt in, dat je ingaat op wat de cliënt verteld. Door het herhalen en in eigen woorden vertellen van het cliëntverhaal, kunnen misverstanden voorkomen worden. Op deze manier toon je tevens empathie, geef je de cliënt bevestiging in zijn/haar gevoelens en gedachtes. Door reflectief te luisteren, kan de hulpverlener tot hypotheses komen. Hierbij neemt de hulpverlener een meedenkende, meevoelende en onderzoekende houding aan. De hulpverlener vermijdt waarschuwen, instemmen, oordelen en etiketteren, om zo weerstand te voorkomen. Mocht er wel weerstand zijn, kan de hulpverlener deze benoemen. Het doel van reflectief luisteren is de cliënt tot persoonlijk onderzoek aanzetten.
Het is belangrijk om aan de volgende punten te denken als het gaat om reflectief luisteren;

·      Wees je ervan bewust dat wat cliënten zeggen, niet altijd hetgeen is wat je als hulpverlener denkt wat cliënten zeggen of bedoelen. Een uitspraak van een cliënt kan meerdere betekenissen hebben.
·      Als hulpverlener zal je niet de laatste zin van de cliënt moeten herhalen, maar speculeren wat de volgende zin zou kunnen zijn. Hierdoor zet de cliënt het verhaal door.

3.    Bevestigen
Door de cliënt bevestiging te geven, krijgt de cliënt het gevoel dat zijn investeringen en sterke kanten worden opgemerkt. Ook complimenten geven valt hieronder.

4.    Verandertaal uitlokken
Hulpverleners proberen uitspraken uit hun cliënten te lokken, waaruit blijkt hoe gemotiveerd zij zijn om te veranderen en/of waaruit blijkt hoe zij hier tegenaan kijken. Het is de bedoeling dat de cliënt zelf verandertaal aanreikt en formuleert. Een voorbeeld hiervan is;
Het probleem lijkt al met al toch wel wat groter te zijn dan ik eerst dacht.”
5.    Samenvatten
Het is van belang om als hulpverlener samen te vatten wat de cliënt heeft verteld. Zo houdt je structuur en orde in het gesprek en kan het verhaal worden bevestigd. Regelmatig samenvatten is van belang om verandertaal bij de cliënt uit te lokken.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen drie vormen van samenvattingen
·         De verzamelende samenvatting. Na het samenvatten wat er door de cliënt is gezegd, kan je als hulpverlener afsluiten met bijvoorbeeld ‘en verder?’ of ‘is er nog iets?’. Dit stimuleert de cliënt om verder te vertellen.
·         Koppelende samenvattingen. Dit zijn samenvattingen die gebruikt worden om te verbinden met iets wat de cliënt al eerder heeft verteld. Probeer het woord ‘maar’ te vermijden, gebruik hier het woord ‘en’ om tegenstrijdigheden met elkaar te verbinden.
·         De overgankelijke samenvatting. Dit is een samenvatting die een markering aangeeft en de blikrichting verandert.

Directief
6.  Provocatie
Provocerende vragen kunnen een paradoxaal karakter hebben, de hulpverlener speelt als het ware 'advocaat van de duivel'. Een voorbeeld van een provocerende vraag is: ‘Ik vraag me af of je zelf gelooft dat je echt kunt veranderen.’ Ook kan de hulpverlener eventuele weerstand gebruiken, door erin mee te gaan.
Het gas terugnemen op het moment dat de cliënt stappen maakt in de gewenste richting, is een techniek die de hulpverlener standaard kan toepassen. Door als hulpverlener achterover te leunen, bevestiging te vragen of bezorgdheid te uitten, prikkel je de cliënt om zijn motieven en voornemens nog eens te herhalen en te bevestigingen.

Provoceren kan een sterk hulpmiddel zijn bij het veranderen van het perspectief van de cliënt, maar is ook een zeker risico. De cliënt kan de hulpverlener namelijk letterlijk nemen. Voor deze techniek is ervaring dus vereist.

7.    Selectieve bekrachtiging
De hulpverlener bekrachtigt selectief de uitspraken van de cliënt die motiverend zijn voor de verandering. Hierdoor negeert de hulpverlener sommige uitspraken bewust. Vooral de uitspraken die gericht zijn de probleemherkenning door de cliënt, de bezorgdheid hierover, het eigen vertrouwen en de bereidheid om te veranderen worden bekrachtigd.

8.    Omgaan met weerstand
In het hulpverleningstraject is er weerstand vanuit de cliënt mogelijk. Als hulpverlener zal je dan mee moeten gaan met de cliënt, om deze weerstand te overwinnen. Het is dus niet de bedoeling om recht tegenover elkaar te staan, zo wordt de weerstand van de cliënt juist groter.

9.    Agenda bepalen en toestemming vragen
In een hulpverleningsgesprek is het van belang om de cliënt zelf te laten bepalen wat zij willen bespreken en welk doel de sessie heeft. Hierdoor wordt de actieve bereidheid van de cliënt vergroot.

(NJI, 2011)
(Schippers & de jonge, 2002)
(Mens en Samenleving, 2010)

Handvatten:
Evocatieve vragen
Open vragen kunnen worden gebruikt om vertrouwenstaal op te roepen:

‘Hoe zou je deze verandering kunnen aanpakken?’
‘Wat zou een goede eerste stap kunnen zijn?’
‘Welke hindernissen voorzie je, en hoe zou je daarmee kunnen omgaan?’
‘Waar haal je het vertrouwen vandaan dat je dit kunt?’

Terugkijken op vroegere successen is een belangrijk middel om te werken aan vertrouwen;
‘Op welk moment in je leven heb je besloten om iets te gaan doen en deed je het ook? Iets nieuws wat je geleerd heb, of een gewoonte die je heb veranderd, of nog een ander belangrijke ommekeer die je in je leven heb gemaakt. Wanneer heb je zoiets gedaan?’

Waar je als hulpverlener naar zoekt zijn veranderingen die de cliënt op eigen initiatief heeft bereikt. In het bijzonder die waarover de cliënt tevreden lijkt te zijn. Zoek naar diverse voorbeelden en verwerk die vervolgens met enige diepgang. Je zoekt in het bijzonder naar persoonlijke vaardigheden of sterkte kanten en deze kun je vervolgens generaliseren en toepassen naar de huidige situatie van de cliënt.

Sterke kanten en hulpmiddelen;
Hierbij wordt gezocht naar de persoonskenmerken vanuit het perspectief van attributie stabiele, innerlijke karakter trekken van de cliënt.
‘Welke sterke kanten heb je die je zouden kunnen helpen om deze verandering te laten lukken?’

Hierbij kan er een lijst worden aangereikt aan de cliënt met daarop positieve attributen die hen kunnen helpen om verandering te bewerkstelligen.

Informatie en advies geven;
Het is gepast om informatie en advies te verstrekken aan de cliënt, voor zover die nuttig zijn om het vertrouwen te verstevigen. Het gebaar bestaat dat je partij kies: je pleit voor een verandering die een oplossing betekend en de cliënt legt uit waarom die vlieger niet opgaat.

Herkaderen;
De algemene methode is dat je mislukking in een kader zet dat verdere pogingen tot verandering niet blokkeert, maar juist bevordert. Herkaderen is het veranderen van de context of betekenis van een situatie, waardoor de gebeurtenis of uitspraak in een ander kader komt te staan. Er wordt een andere betekenis aan het gedrag gegeven, door het in een andere context te plaatsen of om op zoek te gaan naar het positieve van het gedrag.

Hypothetische verandering
Als de cliënt worstelt met praktische punten, kan het handig zijn om hypothetisch te denken. Bijvoorbeeld;
‘Stel dat het je was gelukt en je kijkt er nu op terug, wat heeft dan naar jou indruk het meest opgeleverd? Hoe is dat gegaan?’
‘Stel dat dit ene groter struikelblok er niet was. Als het zou worden opgeruimd hoe zou je deze verandering dan aanpakken?’
‘Je voelt je hierdoor duidelijk erg teleurgesteld. Gebruik je fantasie eens; als je het nog eens zou moeten proberen, op welke manier zou je dat dan het best kunnen doen?’
(Miller & Rollnich, 2010)

Oefeningen:
Vertrouwensliniaal

Hoeveel vertrouwen heb je dat je ………? Waar zou je jezelf een plaats op een schaal van 0 tot 10, waarbij 0 ‘helemaal geen vertrouwen’ betekent en 10 ‘het volste vertrouwen’?

---------------------------------------------------------------------------------------------------
0        1        2        3        4        5        6        7        8        9        10

Waarom zit je op … en niet op 0?
Wat zou het van je vergen om van … naar … (een hoger nummer) te gaan?

Zorg ervoor dat je altijd vraagt waarom de cliënt niet op 0 zit, in plaats van waarom nog niet op 10. Met de vertrouwensliniaal lok je verandertaal uit bij de cliënt.
(Miller & Rollnich, 2010)




Belangenliniaal
Hoe belangrijk is het volgens je om ………?  Waar zou je jezelf een plaats geven op een schaal van 0 tot en met 10, waarbij 0 betekent ‘volkomen onbelangrijk’ en 10 ‘buitengewoon belangrijk’?

---------------------------------------------------------------------------------------------------
0        1        2        3        4        5        6        7        8        9        10

En stel dat je zou besluiten om ……… te doen, hoe veel vertrouwen heb je er dan in dat het je zou kunnen lukken? Waar zou je jezelf dan plaatsen op dezelfde schaal?

Zorg ervoor dat je altijd vraagt waarom de cliënt niet op 0 zit, in plaats van waarom nog niet op 10. Net als de vertrouwensliniaal, lok je met de belangenliniaal verandertaal uit bij de cliënt.
(Miller & Rollnich, 2010)


Werkblad voor veranderplan
Een schriftelijk veranderplan is een samenvatting van wat de cliënt van plan is te gaan doen.
Centrale open vragen komen hierbij van pas:

‘Wat ben je nu precies van plan?’
‘Wat is volgens jou de eerste stap?’
‘Hoe wil je het gaan doen?’

Vragen in het veranderplan:
De belangrijkste redenen waarom ik deze verandering wil doorvoeren zijn:




De voornaamste doelen die ik met deze verandering beoog zijn:




Om mijn doelen te bereiken neem ik me het volgende voor:
Specifieke actie                                            Wanneer?




Andere mensen kunnen me op de volgende manieren bij deze verandering helpen:
Wie?                                                           Eventuele hulp




Dit zijn de hindernissen die ik mogelijk tegenkom, en zo kan ik ermee omgaan:
Eventuele hindernis bij de verandering             Reactie




Aan deze resultaten kan ik zien dat mijn plan gelukt is:






(Miller & Rollnich, 2010)


Open vragen om verandertaal op te roepen
1.    Nadelen van status quo

Wat vind je vervelend aan de huidige situatie?
Welke moeilijkheden of toestanden heb je gehad in verband met je drugsgebruik?
Welke dingen in je drankgebruik zou je, of zouden anderen, kunnen zien als reden tot zorg?
Op welke manieren houd dit je bezig?
Hoe heeft dit je ervan weerhouden om in je leven te doen wat je wilde?
Wat zal er volgens jou gebeuren als je nergens iets aan verandert?

2.    Voordelen van verandering

Hoe zou je het graag anders willen zien?
Wat zouden de goede kanten zijn al je ging afvallen?
Hoe zou je graag willen dat je leven er over vijf jaar uitzag?
Als je deze verandering onmiddellijk tot stand kon brengen, met een toverstok, hoe zou het dan beter voor je zijn?
Het feit dat je hier bent geeft al aan, dat je tenminste voor een deel vindt dat het tijd is om iets te gaan doen. Wat zijn voor jou de belangrijkste redenen om aan een verandering te werken?
Wat zouden de voordelen zijn als je deze verandering aanbracht?

3.    Optimisme over verandering

Waardoor denk je dat je in staat zou zijn om te veranderen, als je de beslissing nam om het te doen?
Waar haal je de moed vandaan om te kunnen veranderen als je dat wil?
Wat zou volgens jou in je voordeel kunnen werken als u zou besluiten om te veranderen?
Op welk moment in je leven heb je nog meer zo’n belangrijke ommezwaai gemaakt? Hoe heb je dat gedaan?
Hoe veel vertrouwen heb je dat je deze verandering kunt uitvoeren?
Welke persoonlijke krachten heb je die je helpen om te slagen?
Wie zou je steun kunnen bieden bij het tot stand brengen van deze verandering?

4.    Bedoeling om te veranderen

Wat vind je op dit moment van uw gokgedrag?
Ik zie dat je nu klem zit voor je gevoel. Wat moet er gaan veranderen?
Wat denk je da je zou kunnen doen?
Hoe belangrijk is dit voor je? Hoe groot is je wil om dit te doen?
Wat zou je willen proberen?
Welke van de mogelijkheden die ik noemde zou volgens je het meest bij je passen?
Laat het hoe voorlopig maar even zitten. Wat zou je willen laten gebeuren?
Wat is je bedoeling om te gaan doen?
(Miller & Rollnich, 2010)


Literatuurlijst

Jagt, N. (2006). Het beroepsprofiel van de maatschappelijk werker. Utrecht: drukkerij Anraad.

Miller, R, W, Rollnick, S. (2011) Motiverende gespreksvoering: een methode om mensen voor te bereiden op verandering. Gorinchem: Ekkesia
Miller, W.R. & Rollnick, S. (2002). Motivational interviewing: preparing people to change. New York/London: The Guilford Press
Gerard M, Schippers & Jonge, J. de (2002) Motiverende gespreksvoering. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Maandblad Geestelijke volksgezondheid, jaargang 3 (nummer 57), blz. 250-265.

Nederlands Jeugd instituut: Cora Bartelink (2011) Verkregen op 21 mei 2012 via http://www.nji.nl/nji/dossierDownloads/Watwerkt_Motiverendegespreksvoering.pdf

Geen opmerkingen:

Een reactie posten